Do as I say, not as I do

‘Doe wat ik zeg, niet wat ik doe’

Ongeveer zes maanden nadat ik gestopt was met me te identificeren als transgender, mengde ik me in de discussies op Twitter. Ik begon met het volgen van andere ‘detransitioners’ en breidde van daaruit uit. Wanneer je spreekt als iemand die kritisch staat tegenover het veranderen van geslachtskenmerken, trek je uiteindelijk allerlei verschillende soorten mensen aan.

Je trekt radicale feministen aan, die zich al tientallen jaren verzetten tegen het concept van ‘genderidentiteit’ en de impact ervan op de rechten van vrouwen bespreken.

Je trekt ouders aan van transidentificerende kinderen, die wanhopig op zoek zijn naar antwoorden over een ingreep die aan steeds jongere mensen wordt opgedrongen.

Ik had gezien hoe mensen met bepaalde ‘gemarginaliseerde’ identiteiten geloofwaardigheid en autoriteit kregen en hoe actoren te kwader trouw die identiteiten bewapenden om macht te verwerven en anderen te misbruiken.

Je trekt bezorgde zorgverleners aan, die iets gevaarlijks zien gebeuren binnen het medische systeem en dat willen corrigeren.

Je trekt sociaal-conservatieven aan, die traditionele waarden willen behouden die de samenleving jarenlang hebben geleid.

Je trekt mensen aan die hun waarden ontlenen aan religie – dus eveneens traditionelen, maar met misschien meer nadruk op moraliteit en spiritueel welzijn.

Je trekt homoseksuele mannen en lesbische vrouwen aan, waarvan hun geaardheid wordt uitgedaagd door een ideologie die stelt dat ‘homoseksualiteit’ een aantrekkingskracht tot beide seksen kan betekenen (mits de andere sekse een speciale identiteit heeft).

En je trekt wat je zou kunnen noemen ‘old school’ transseksuelen aan, die de neiging hebben om het veranderen van geslachtskenmerken uitsluitend te zien als een behandeling voor ‘genderdysforie’ en die ontevreden zijn met de huidige transrechtenbeweging.

(…en ik heb zeker niet alle soorten mensen genoemd die je kunt aantrekken).

Samen vormen deze mensen wat politiek correct links de ‘anti-genderbeweging’ noemt (zie bijvoorbeeld Wikipedia voor een bevooroordeelde uitleg). Ze hebben de neiging om de indruk te wekken dat iedereen in de ‘beweging’ een gemeenschappelijk doel en gemeenschappelijke waarden heeft. Dit is gewoon niet waar. Veel van deze mensen beschouwen elkaar niet eens als bondgenoten. Bijvoorbeeld, radicale feministen willen vaak niet samenwerken met sociale en religieuze conservatieven vanwege tegenstrijdige meningen over abortus.

Ik kwam net uit de cultuur van ‘sociale rechtvaardigheid’ toen ik me bij Twitter aansloot en was zeer kritisch over wat ik zojuist had achtergelaten – niet alleen de ideologie rond transgenderisme, maar rond linkse identiteitspolitiek in het algemeen. Ik had gezien hoe mensen met bepaalde ‘gemarginaliseerde’ identiteiten geloofwaardigheid en autoriteit kregen en hoe actoren te kwader trouw die identiteiten bewapenden om macht te verwerven en anderen te misbruiken. Het resultaat was een beweging vol narcistische leiders die niet bekritiseerd konden worden, omdat je anders als een slecht persoon zou worden beschouwd en zou worden geëxcommuniceerd. (Opmerking: ik heb dezelfde dynamiek waargenomen in delen van de ‘anti-genderbeweging’).

Ik noemde mezelf toen nog steeds links. In plaats daarvan was ik gewoon een dissidente linkse. Links’ betekende voor mij progressief (en dus correct) en ik wilde nog steeds gezien worden als een ‘goed’ mens. Ik wilde niet dat mijn vrienden zouden denken dat ik ’transfoob’ was, maar enkel dat ik zorgen had die serieus genomen moesten worden. Ik wilde ook in contact blijven met mijn vrienden die nog steeds in transitie waren; ik hoopte dat als ze ooit van gedachten zouden veranderen, ze naar mij toe konden komen.

Als het je doel is om links te bereiken over het thema gendertransitie, kan het een goede strategie zijn om identiteitspolitiek in je voordeel te gebruiken. Daarom was ik al vroeg bereid om met heterodoxe transseksuelen te werken. Dit waren voornamelijk mensen die tevreden waren met hun eigen ‘behandelingen’, maar die vonden dat medische professionals de beperkingen die er ooit waren opnieuw moesten invoeren, vooral voor mensen onder de 18 jaar. Ze hadden ook de neiging om ‘genderdysforie’ te benadrukken als een medische aandoening die behandeling nodig heeft in plaats van de reguliere nadruk op ‘genderidentiteit’ als een natuurlijke menselijke variatie.

Ik denk dat dit voor de meesten nog steeds als een ‘gematigd’ standpunt wordt beschouwd: dat er een uiterst klein aantal mensen is bij wie het echt nodig is dat ze hun geslachtskenmerken chemisch en chirurgisch laten veranderen om in de ‘genderrol’ van het andere geslacht te leven, omdat ze zich anders voor altijd ellendig zouden voelen, en daarom weegt dit niet op tegen alle gezondheidsrisico’s.

Dit is voor mij nu net zo overtuigend als het idee dat er een uiterst klein aantal mensen is die echt hun benen moeten laten amputeren en als mensen met een handicap moeten leven omdat ze anders voor altijd ellendig zouden zijn, en daarom weegt dit niet op tegen alle gezondheidsrisico’s.

Dat wil zeggen: het overtuigt mij in het geheel niet meer.

Twee jaar geleden schreef ik een blogpost waarin ik transseksuelen in de beweging deels verdedigde. Ik beschreef de zorgen die mensen hadden – ‘alleen al het feit om uit de kast te komen als transseksueel wordt al gezien als het ‘promoten’ van een ongezonde levensstijl’ – met enig voorbehoud. Ik betoogde ook dat ‘detransitioning’ niet voor iedereen toegankelijk is en dat ‘het belangrijk is om transseksuelen te hebben die de huidige transrechtenbeweging openlijk veroordelen’.

Ik geloof dat deze mensen net zo goed als ik het slachtoffer zijn van de ‘gendergeneeskunde’ – niet noodzakelijkerwijs ‘slechte’ mensen, maar mensen die fundamenteel zichzelf beschadigen.

Ik heb niet langer bedenkingen bij die zorgen (ik ben het er nu mee eens dat uit de kast komen als transseksueel een ongezonde levensstijl bevordert), en ik ben het niet eens met mijn vroegere overtuigingen (ik denk nu dat ‘detransitie’ vaak toegankelijker is dan mensen willen toegeven, en ik denk niet dat het per se ‘belangrijk’ is om transseksuelen te hebben die de huidige transrechtenbeweging openlijk veroordelen).

Omdat dit afwijkt van dingen die ik in het verleden heb gezegd, denk ik dat het een goed doordachte uitleg verdient.

Ik wil ook erkennen dat er geen manier is om dit te schrijven die niet zal worden opgevat als neerbuigend naar ‘gelukkige’ transseksuelen, net zoals het vertellen aan mensen die denken dat ze een incongruente genderidentiteit hebben dat ze ongelijk hebben, als neerbuigend zal worden opgevat, of net zoals aan iemand die afhankelijk is van alcohol vertellen om af te kicken, zal als neerbuigend worden opgevat.

Het is niet mijn bedoeling om iemand te dwingen tot ‘detransitie’. Ik heb recht op mijn mening over iemands daden (in dit geval hun keuze om zich te medicaliseren en zichzelf te presenteren als het andere geslacht). Dat is niet hetzelfde als hun gedrag opleggen. We hebben allemaal een vrije wil.

Het is ook niet mijn bedoeling om iemand te dwingen zich te distantiëren van individuele transseksuelen. Mijn kritiek betreft in de eerste plaats de medicalisering en in de tweede plaats de manier waarop transseksuelen dit voor zichzelf proberen te rechtvaardigen. Ik geloof dat deze mensen net zo goed als ik het slachtoffer zijn van de ‘gendergeneeskunde’ – niet noodzakelijkerwijs ‘slechte’ mensen, maar mensen die fundamenteel zichzelf beschadigen.

Mijn bedoeling is tweeledig: een mening geven over een specifieke medische en psychosociale interventie en de effecten ervan, gebaseerd op alles wat ik heb gezien – niet alleen in de afgelopen drie jaar, maar sinds ik vijftien jaar geleden begon met het ‘in twijfel trekken van mijn geslacht’; en om uit te leggen waarom ik van gedachten ben veranderd over de voorstelling van ‘gelukkige’ transseksuelen als rolmodel, enkel omdat ze vertellen dat minderjarigen moeten wachten.

Je zou kunnen veronderstellen dat ik, na drie jaar betrokken te zijn geweest bij het discours en na veel blootstelling aan dissidente transseksuelen, zou zijn gaan accepteren dat er inderdaad mensen waren die echt baat hadden bij de interventie. Het tegendeel is waar. Hoe meer ik er ontmoette, hoe minder overtuigd ik raakte. Velen geven de uiterlijke schijn dat ze ‘succesvol’ leven in een ‘genderrol’ van het andere geslacht, terwijl ze in stilte problemen hebben in hun persoonlijk leven die veroorzaakt of verergerd zijn door het chemisch en chirurgisch veranderen van hun lichaam en proberen te leven in een ‘genderrol’ van het andere geslacht.

Toen begon ik detransitioners te ontmoeten wiens verhalen letterlijk exact hetzelfde waren… en hoe ze zich realiseerden dat het allemaal onzin was.

Maar het was niet alleen de ontmoeting met transseksuelen die me van gedachten deed veranderen. Het was ook de ontmoeting met detransitioners.

Mijn persoonlijke verhaal is grotendeels een gevolg van sociale invloed. Ik ben heel mijn leven een tomboy geweest (afgezien van een vrouwelijke fase in mijn tienerjaren), maar toen ik jong was, maakte ik mij geen zorgen om mijn geslacht. Ik was anders dan andere meisjes, maar ik was ook anders dan andere kinderen in het algemeen. Niet zoals de meisjes, maar ook niet per se zoals de jongens.

Toen ik ophield me als transgender te identificeren, geloofde ik al snel niet meer dat iemand ‘in het verkeerde lichaam was geboren’, maar ik dacht wel dat het mogelijk was dat sommige mensen baat hadden bij medicalisering – misschien enkele zeldzame gevallen die hun hele leven aanhoudende dysforie hadden, zoals de meeste van deze traditionele transseksuelen die zeiden dat ze dat deden.

Toen begon ik detransitioners te ontmoeten wiens verhalen letterlijk exact hetzelfde waren… en hoe ze zich realiseerden dat het allemaal onzin was. Ik ontmoette ook mensen met wat je kinderdysforie zou kunnen noemen, maar die ermee omgingen zonder het te medicaliseren.

En ik kan het gewoon niet langer negeren.

Een van de valkuilen van het veranderen van geslachtskenmerken is echter dat je vaak meer last ervaart naarmate je er verder in komt.

Reeds geruime tijd zie ik het veranderen van geslachtskenmerken als een coping-mechanisme (een manier om problemen te omzeilen). Medicalisering ‘geneest’ de problemen rond het man- of vrouw-zijn niet, net zoals antidepressiva geen depressie geneest. Het kan de nood verlichten, maar als je nooit kunt stoppen met medicaliseren, is het probleem niet daadwerkelijk opgelost.

Een van de valkuilen van het veranderen van geslachtskenmerken is echter dat je vaak meer last ervaart naarmate je er verder in komt. Op Twitter ging onlangs een TikTok-video rond van een man die dit precies uitlegt: dat elke stap die hij zette in het veranderen van zijn lichaam zijn verlangen voedde om meer te veranderen. (‘Sommige dingen waar ik nu dysforie over heb, heb ik nooit eerder gehad.’) In het begin wilde hij alleen zijn gezicht veranderen, maar het gevoel ‘bevestigd’ te worden spoorde hem aan. Vroeger vond hij het prima om androgyn te zijn, maar nu wil hij naadloos als vrouw kunnen ‘doorgaan’.

Hij omschrijft dit alsof zijn ervaring ‘evolueert’ gedurende het proces, waarbij, als je een stapje terug doet, de behandeling zijn lijden duidelijk verergert. Eerst is hij ervan overtuigd dat hij geen man is. Dan, als hij begint met het verdoezelen van zijn biologisch geslacht (bijv. verzachting van de huid, groeiend borstweefsel, enz.), geeft elke stap die hij zet waardoor hij er (voor hem) ‘vrouwelijker’ uitziet, hem een kleine kick. Dan verdwijnt de kick, wordt hij angstiger en wanhopiger over de eigenschappen die verraden dat hij een man is en gaat hij op zoek naar een nieuw ‘belichamingsdoel’.

Als dat een beetje als een verslaving klinkt, is dat omdat het zo is. Hij is psychologisch afhankelijk van de bevestiging in zijn waan dat hij een vrouw is. Het maskeert iets anders voor hem. Of het nu geïnternaliseerde homofobie is, een parafiele stoornis of iets heel anders, ik weet het niet. Maar het is niet gezond voor hem.

De transseksuelen die er prat op gaan dat de medicalisering voor hen ‘werkte’, zijn in essentie hoogfunctionerende verslaafden. Ze hebben misschien geluk gehad met de operatieresultaten; ze hebben misschien een reguliere baan; ze hebben misschien nog steeds hun gezin; hun leven is misschien niet uit elkaar gevallen. Maar ze zijn psychologisch nog steeds afhankelijk van bevestiging.

Ze zullen je echter proberen te overtuigen dat ze dat niet zijn. Ze kunnen beweren dat het ze niet uitmaakt welke voornaamwoorden je voor hen gebruikt … en dan boos worden of je beschuldigen van ‘respectloosheid’ wanneer je sekse-gebonden voornaamwoorden gebruikt. Ze kunnen erkennen dat ze niet echt van het andere geslacht zijn… en vervolgens doorgaan met het gebruiken van de toiletten van het andere geslacht.

Sommigen lijken te denken dat als ze de juiste dingen zeggen, ze recht hebben op speciale privileges. En andere mensen trappen hier inderdaad in! Als iemand zegt ‘gebruik de voornaamwoorden die je wilt’, dan krijgen ze vaak de voornaamwoorden van hun voorkeur (‘Ik respecteer haar voornaamwoorden omdat ze me de keuze gaf. Nee, je werd gemanipuleerd en hij wist precies wat hij deed).

Ze proberen zich vaak te onderscheiden van andere mensen die zich als ’trans’ identificeren door degenen die duidelijk sociaal beïnvloed zijn als ‘nep’ aan te merken, over-the-top slecht gedrag te veroordelen en de spot te drijven met mensen die niet ‘slagen’. Dit wordt allemaal gedaan om de illusie te wekken dat er ‘echte’ transseksuelen bestaan: degenen die niet online zijn beïnvloed, die zich fatsoenlijk gedragen en die naadloos in het plaatje passen. (En trouwens, het bespotten van mensen die niet ‘slagen’ dwingt hen vaak om over te gaan tot medicalisering als ze dat nog niet hebben gedaan).

Ik geloof niet dat er ‘echte’ transseksuelen bestaan. Ik geloof zelfs niet meer dat ‘genderdysforie’ een legitieme aandoening is.

Uiteindelijk willen ze op dezelfde manier gelijk krijgen zoals TRA’s (Trans Radical Activists) dit verwachten. Ze zullen niet volhouden dat ’transvrouwen vrouwen zijn’, maar ze zullen wel volhouden dat er ‘echte’ transseksuelen zijn of dat transitie voor sommige mensen ‘werkt’, en als je het niet met hen eens bent, nou, dan ben je transfoob – of op zijn minst een soort extremist. Ik bedoel, het is een zwart-wit opvatting, nietwaar?

Maar ‘mannen kunnen nooit vrouwen zijn’ is ook een zwart-wit opvatting.

Soms is de waarheid niet ‘genuanceerd’. En soms is dat heel ongemakkelijk.

Ik geloof niet dat er ‘echte’ transseksuelen bestaan. Ik geloof zelfs niet meer dat ‘genderdysforie’ een legitieme aandoening is. Leed is slechts een symptoom met verschillende oorzaken, en geen daarvan is ‘incongruentie’ tussen iemands geslacht en iemands identiteit, en geen daarvan mag worden ‘behandeld’ door iemand te helpen dissociëren van zijn lichaam en de realiteit te ontkennen.

Wat er wel is, zijn mensen die hun lichaam hebben veranderd en besloten dat het de risico’s waard was. Ik zeg niet dat ze niet gelukkig zijn; ik zeg dat ze niet gezond zijn. Knoeien met je endocriene systeem en het verwijderen van gezonde lichaamsdelen om je verontruste geest te kalmeren is objectief gezien een slecht idee.

Dus wat is de motivatie hierachter? Waarom zijn ‘gelukkige’ old school transseksuelen zo betrokken bij de ‘anti-genderbeweging’?

Ik geloof niet dat de meesten van hen in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in het voorkomen dat anderen schade wordt toegebracht. In plaats daarvan denk ik dat ze zichzelf proberen te beschermen. Ze willen de toegang tot hun verslaving niet verliezen, of het nu gaat om exogene hormonen of de mogelijkheid om stilletjes ruimtes van het ander geslacht te betreden, door de complete waanzin van de huidige transrechtenbeweging wordt dit bedreigd.

Kinderen vertellen dat ze moeten wachten tot ze 18 zijn lost het probleem niet op. Als deze kinderen denken dat er ‘echte’ transseksuelen bestaan, zullen ze ervan overtuigd zijn dat ze er zelf ook één zijn.

De meeste van hen richten zich bijna uitsluitend op het bekritiseren van pediatrische transzorg, omdat iedereen met een beetje hersens weet dat het chemisch veranderen van geslachtskenmerken van kinderen, het steriliseren en/of het afsnijden van hun gezonde lichaamsdelen ten behoeve van een psychiatrische aandoening volstrekt onethisch is. De toegang beperken tot de leeftijd van 18 jaar is het makkelijkste standpunt om in te nemen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de medicalisatie voor hen als volwassenen beschikbaar zal zijn.

Maar dat maakt ze nog geen goede rolmodellen. Hoe kunnen ze dat zijn? ‘Hé kinderen, een transitie was voor mij de juiste keuze, ik kan niet zonder, maar jij moet wachten tot je 18 bent.’ Zoals tegen kinderen zeggen dat ze geen drugs mogen gebruiken terwijl ze crack roken.

‘Doe wat ik zeg, niet wat ik doe.’

Beweren dat een geslachtsverandering voor jou ‘werkte’ is het nog steeds als een haalbare optie voorstellen. Het is nog steeds marketing voor de genderindustrie. Kinderen vertellen dat ze moeten wachten tot ze 18 zijn lost het probleem niet op. Als deze kinderen denken dat er ‘echte’ transseksuelen bestaan, zullen ze ervan overtuigd zijn dat ze er zelf ook één zijn. Het doet niets voor de kinderen, behalve misschien de garantie dat ze op hun 18e verjaardag naar een Planned Parenthood gaan op zoek naar hormonen – en sommige transseksuelen in de beweging hebben daar openlijk geen probleem mee. Wat zou dit ertoe doen als het kind zijn hele jeugd is gehersenspoeld.

Sterker nog, veel van mijn botsingen met de zogenaamde ‘goeden’ gingen over het feit dat ik niet geloof dat geslachtsverandering als medische behandeling moet worden aangeboden op eender welke leeftijd ook.

Eén leek verrast toen ik vijandig tegen hem werd nadat hij een vrouw die de transitie had ondergaan, vertelde dat er niets mis was met het feit dat ze een testosteronrecept had gekregen van het Planned Parenthood na een enkel telefoongesprek van 30 minuten als volwassene. (‘Ik steun detransitioners; ik sta aan jullie kant.’ Als jij voorstander bent van het afschaffen van de bescherming voor volwassenen, dan staan we niet aan dezelfde kant).

Sommigen hebben toegegeven dat er in mijn geval sprake leek te zijn van nalatigheid, maar anderen hebben het vertrouwde voorwendsel ‘neem je eigen verantwoordelijkheid’ naar mij gegooid toen ik zei dat wat mij overkomen is, gewoon niet had mogen gebeuren.

Voor velen misschien niet zo verrassend dat een paar van deze ‘redelijke’ transseksuelen overkwamen als manipulatieve narcisten nadat ik ze persoonlijk had leren kennen.

En nog een ongemakkelijk feit om op te wijzen voordat we verder gaan …

De meeste van deze transseksuelen voelen zich aangetrokken tot hetzelfde geslacht. Dit geeft onbedoeld de boodschap aan jonge homo’s en lesbiennes dat het medicaliseren van onze gender-non-conformiteit “goed” is voor sommigen van ons.

Een van de sterkste boodschappen die we hebben is dat medicalisering vaak betekent: transing the gay away. Hoe valt dit te rijmen, door lesbiennes zonder borsten en gecastreerde homo’s als voorbeelden te stellen van ‘echte’ transseksuelen voor wie medicalisering ‘werkte’?

Dat lukt niet. Absoluut niet.

Als iemand die herstellende is van het medicaliseren, heb ik moeite gehad om het te verwerken terwijl ik omringd was door mensen die zich actief bezighouden met en de lof zingen van datgene dat mijn leven onomkeerbaar ten kwade heeft veranderd. Het is op zijn zachtst gezegd vervelend. Voor anderen is het echter gevaarlijk.

De vloek van ‘gematigd’ zijn is dat je uiteindelijk de beide kanten van het debat vervreemdt.

Degenen die geslachtsverandering hebben erkend als een coping-mechanisme en die proberen uit te zoeken hoe ze zich er zoveel mogelijk van kunnen losmaken, zijn in wezen verslaafden die aan het herstellen zijn. Of de verslaving hen blijft beïnvloeden, en hoeveel, verschilt van persoon tot persoon. Op detrans-subreddit zeggen vaak mensen dat ze ‘jaloers’ zijn op degenen die doorgaan met medicaliseren of dat ze voortdurend denken aan ‘re-transitioneren’ (met andere woorden, terugvallen).

Per definitie zijn ‘hoogfunctionerende’ verslaafden tamelijk stabiel. Ze laten de medicalisering er goed uitzien, maar het is een valse façade. Ze wekken de indruk dat alles in orde is, ook al hebben ze geen controle over hun verslaving en creëren ze gezondheidsproblemen voor zichzelf. (Deze valse façade beïnvloedt niet alleen jongeren die denken dat ze in het verkeerde lichaam geboren zijn, maar ook mensen die aan het herstellen zijn. Het is verleidelijk om jezelf terug in de Matrix te begeven in plaats van de realiteit onder ogen te zien).

Daarentegen zijn mensen die net herstellende zijn extreem onstabiel. Ze erkennen dat ze een probleem hebben, hun wereld is onder hen vandaan getrokken en ze proberen vaak hun leven helemaal opnieuw op te bouwen. Als ze grilliger lijken dan goed functionerende transseksuelen, komt dat omdat de ene groep zijn leven omgooit om in de realiteit te leven en hun gezondheid te herstellen, en de andere niet.

Als een ’transseksueel’ en een ‘detransitioner’ elkaar een spiegel zouden voorhouden, zouden ze allebei zichzelf zien.

Elke ’transseksueel’ is een potentiële ‘detransitioner’. Elke ‘detransitioner’ was ooit een ’transseksueel’.

Ik heb het gehad met de vooringenomenheid dat de ‘goeden’ niet behoren tot iedereen die dezelfde interventie hebben ondergaan. Mijn verhaal is misschien niet jouw verhaal, maar jouw verhaal is steevast het verhaal van een van mijn vrienden.

Ik zei aan het begin dat ik niemand kan vertellen wat hij of zij moet doen. Maar als je vraag eigenlijk is: ‘nou, wat zou ik dan moeten doen?’ dan is dit mijn antwoord: stop met het gebruiken van een naam die traditioneel behoort tot het andere geslacht; stop met het vragen om ‘voorkeur’voornaamwoorden; stop met jezelf te presenteren op een manier die expliciet bedoeld is om anderen te misleiden over je geslacht; en stop met mensen te vertellen dat een geslachtsverandering ‘goed’ is.

Ik heb medelijden met iedereen die zijn lichaam onomkeerbaar heeft veranderd en niet weet hoe het verder moet. Sommige mensen zullen de rest van hun leven voor het andere geslacht worden aangezien en niet elk moment hoeft een leermoment te zijn. Ik verwacht niet dat iemand onbekenden elke keer ‘corrigeert’. Ik in ieder geval niet.

Mijn alternatief antwoord, waarvan ik me kan voorstellen dat niet iedereen het even leuk zal vinden is, hou op je te outen en laat je niet opmerken. Je leeft misschien niet in de realiteit, maar je zou anderen niet moeten beïnvloeden om hetzelfde te doen.

Ik was oorspronkelijk bereid om met transseksuelen te werken, omdat ik dacht dat het voor links overtuigender zou zijn. Ik dacht als ik kon verwijzen naar ‘redelijke’ transseksuelen die hetzelfde geloofden als ik, dat mensen dan misschien naar mijn argumenten zouden luisteren. Het bleek dat identiteitspolitiek niet zo goed werkt met dissidente transseksuelen. Ze worden gewoon beschuldigd van zelfhaat in plaats van serieus genomen te worden.

Het maakte niet uit dat transseksuelen het met me eens waren. Ik heb niemand overtuigd om te luisteren. Ik sloot compromissen die zowel mijn herstel verstoorden als die mensen van me vervreemdden die het anders wel met me eens zouden zijn geweest, en uiteindelijk verloor ik toch mijn bestaande vrienden.

Om dezelfde reden als ik, besloten veel gematigden dat ze in deze kwestie met transseksuelen moesten samenwerken. Ze denken dat het hun argumenten legitimiteit geeft. Nogmaals, ik erken dat dit een strategie is die sommigen zullen blijven hanteren en dat ik hen daar niet van zal kunnen weerhouden.

De vloek van ‘gematigd’ zijn is dat je uiteindelijk de beide kanten van het debat vervreemdt. De ‘gematigde’ organisaties waar ik bij betrokken ben geweest hebben een hoog verloop. Het is niet moeilijk om erachter te komen waarom. Proberen compromissen te sluiten met extremen is erg stressvol. Zelfs mensen binnen de organisaties kunnen het niet eens worden over welke compromissen ze moeten sluiten.

Het is zeker geen benijdenswaardige positie om erin te verkeren.

Vanaf nu ben ik solo.

De originele Engelse tekst kan je nalezen op: Some Nuance, Please“Do as I say, not as I do”