GENDERDYSFORIE FEITEN EN INFORMATIE

Brain

Er is geen biologische verklaring

Niemand wordt geboren in het verkeerde lichaam

Vaak wordt beweerd dat transseksualiteit een biologische basis heeft, als gevolg van een atypische hormonale blootstelling in de baarmoeder, waardoor hersenstructuren bij transgenders kenmerken zouden hebben die meer lijken op het ‘waargenomen’ geslacht dan het ’toegewezen’ geslacht. Er is geen bewijs dat dit staaft, en het wordt tegengesproken door alle klinische wetenschap en ervaring. Vermeldenswaardig is het inzicht verkregen door studie van DSD’s (Disorders of Differences of Sex Development). Vrouwelijke baby’s geboren met een aangeboren bijnierhyperplasie (CAH), een aandoening die de zich ontwikkelende baby blootstelt aan hoge niveaus van mannelijke hormonen, vertonen bijvoorbeeld vaak typische mannelijke voorkeuren en gedragingen. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor dit fenomeen voorgesteld die onafhankelijk zijn van prenatale blootstelling aan het mannelijk hormoon. Belangrijk is dat de overgrote meerderheid van de getroffen kinderen met CAH in het verleden geen transgenderidentiteit of genderdysforie ervaarden.

Het gebrek aan een duurzame biologische onderbouwing van een transgender-identiteit wordt het best aangetoond door studies met identieke tweelingen, waaruit blijkt dat tweelingen waarvan er Ă©Ă©n genderdysforie ontwikkelt, dit zich slechts voordoet bij beide in 28%, ondanks het feit dat ze identieke genen hebben.

Beweringen over structuurovereenkomst van de hersenen zijn mythen en worden weerlegd door technische geavanceerde methoden in morfologische studies met transgender- en controlegroepen.

Er zijn statisch gezien verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen. Zo zijn mannelijke hersenen gemiddeld 10% groter dan vrouwelijke hersenen. Vrouwen hebben een hogere dichtheid van ‘grijze stof’ (overvloed aan neurale celkernen) en dienovereenkomstig is het volume van ‘witte stof’ (overvloed aan niet-neuronale gliacellen, in het bijzonder’ myelinisatie’ van neuronen) bij mannen groter. De hersenschors van mannen is dunner dan die van vrouwen.

Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar menselijke hersenen met zogenaamde Functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI). De conclusies waren dat de variabiliteit in elke regio, ‘nucleus’, zo groot waren dat het onmogelijk is om te zeggen dat deze regio aantoont dat dit brein van een man of een vrouw is. Niettemin kunnen ‘deep learning’ computerprogramma’s met een nauwkeurigheid van 93% zien dat er twee hersenklassen zijn, namelijk mannelijk en vrouwelijk.

Bij transvrouwen (geboren als man) werden er in de hersenmorfologie verschillen gevonden met de controlegroep, maar de waargenomen verschillen waren identiek aan deze voor homoseksuele mannen en waren niet vergelijkbaar met de morfologie van vrouwelijke hersenen. Een vergelijkbare relatie werd gezien tussen transmannen (biologische vrouwen), lesbiennes en een controlegroep vrouwen. Dus via scanning imaging kan aan de hand van de hersenmorfologie het geslacht worden bepaald maar niet de genderidentiteit.

Vergelijkbare studies zijn gedaan naar veranderingen in hersenstructuren voor verschillende professionele beroepen. Zo toonde een lange termijnonderzoek naar de vergelijking tussen stewardessen (vliegtuig) en taxichauffeurs aan dat het beroep in de loop van de tijd een grote impact kan hebben op de grootte van hersenstructuren, zoals de hippocampus, een hersenstructuur waarvan bekend is dat ze cruciaal is voor de verwerking van geheugen en ruimtelijke oriëntatie. Ook onderzoeken naar verschillende psychische stoornissen (bijv. schizofrenie, depressie, slaaptekort) laten significante verschillen zien met de controle groepen.

Verschillen in hersenmorfologie van individuen die lijden aan genderdysforie, in vergelijking met controlegroepen wordt waarschijnlijk ook beĂŻnvloed door verschillen die worden waargenomen voor verschillende psychiatrische stoornissen en psychologische stress. Samenvattend kunnen we stellen dat er geen bewijs is dat het transvrouwenbrein meer lijkt op het vrouwenbrein van de controlegroep, en er zijn ook geen overeenkomstige verschillen in het transmannenbrein.

Bij kinderen zijn de hersenen niet volledig ontwikkeld en zijn ze geprogrammeerd om te veranderen met de leeftijd, genetisch en bij blootstelling aan geslachtsspecifieke hormonen. Tijdens de puberteit leidt testosteron bij mannen ertoe dat de hersenschors dunner wordt dan bij vrouwen en vervolgens ‘mannelijk’ in zijn kenmerken. Dit betekent dat er vóór de puberteit geen details zijn over hoe de hersenen zich tijdens en na de puberteit (tot 25 jaar) zullen ontwikkelen. Het is daarom onmogelijk, zelfs niet theoretisch, om met fMRI bij kinderen tot de conclusie te komen over de vraag of het kind lijdt aan genderdysforie of aan andere psychologische/psychosociale problemen.

Bron: It is a myth that specific brain regions of trans persons are more like those of the self-identified gender

Misschien nog belangrijker dan het voorgaande is onderstaand artikel die de opvallende overeenkomst beschrijft tussen Anorexia en genderdysgorie:

Genderdysforie en veranderingen in de ‘Resting State Networks’

Het wordt steeds duidelijker dat genderdysforie niet het gevolg is van het hebben van hersenen van het andere geslacht in je lichaam – een overtuiging zonder basis in wetenschap of logica. In plaats daarvan wijst bewijsmateriaal op connectiviteit binnen de Resting State Networks van de hersenen om te verklaren waarom sommigen het gevoel hebben dat ze het tegenovergestelde zijn van hun eigenlijke geslacht. Onderzoek wijst namelijk uit dat er bij genderdysforie, net als bij anorexia nervosa en andere stoornissen in lichaamsdysmorfie, zichtbare veranderingen zijn in de connectiviteit binnen de Default Mode (DMN) en Salient (SN) netwerken, waarvan wordt aangenomen dat ze de neurologische basis vormen voor het gevoel van het zelf.

In hun studie van de hersenmorfologie en over de mogelijke neurobiologische onderbouwing van genderdysforie, voerden Savic e.a. een onderzoek uit naar hersenverschillen bij individuen die genderdysforie vertoonden. Wat zij ontdekten was dat de hersenmorfologie van genderdysfore personen niet te onderscheiden was van hun geboortegeslacht, eenmaal gecorrigeerd voor homoseksualiteit (interessant genoeg werden er wel verschillen opgemerkt tussen homoseksuele en heteroseksuele personen). Er waren echter wel veranderingen bij individuen met genderdysforie, niet in de hersenen zelf, maar in de neuroplastische connectiviteitsnetwerken die verantwoordelijk zijn voor “het bemiddelen van zelf-lichaamsperceptie” – die een verminderde communicatie vertoonden bij individuen met dysforie. Vanwege deze veranderingen in de connectiviteit konden ze niet vaststellen of genderdysforie aangeboren is, of dat het in plaats daarvan het resultaat is van langdurig piekeren.

Vergelijkbare bevindingen zijn gedaan in studies van anorexia-patiënten. Net als bij de studies naar genderdysforie ontdekten onderzoekers dat er sprake was van een verzwakte functionele activiteit in de DMN en microstructurele afwijkingen in de fronto-occipitale hersenstructuur bij patiënten met anorexia, een stoornis die ten grondslag ligt aan een soortgelijke ontkoppeling tussen het beeld van het zelf en het lichaam, in dit geval het lichaamsgewicht en -grootte, in plaats van het geslacht. Deze stoornissen lijken meer op elkaar dan activisten ons willen doen geloven, en in beide gevallen gaat het om een breuk tussen de biologische werkelijkheid en het zelf, die waarneembaar is in de hersenen.

In het geval van zowel genderdysforie als anorexia is de oorzaak en het gevolg onduidelijk – is het een mentale disconnectie tussen ‘hun lichaamsbeeld en perceptie van zichzelf’, mogelijks als gevolg van een gefocust zijn op zichzelf en sociale invloeden (dit zijn bekende oorzakelijke factoren voor beide aandoeningen), die vervolgens leiden tot ‘een verzwakking van de structurele en functionele verbindingen in deze netwerken’, of creĂ«erden verzwakte verbindingen en verminderde connectiviteit de kloof of de dysforie in het zelfgevoel van de persoon? Meer onderzoek is nodig om de onderliggende oorzaken te achterhalen. Het is echter duidelijk dat verstoorde neurale paden het gevoel van eigenwaarde kunnen verstoren en kunnen leiden tot een verscheidenheid van verontrustende omstandigheden.

Hoe graag activisten ook zouden willen geloven dat deze aandoeningen verschillend zijn, de hersenen zeggen iets anders. De overeenkomsten tussen Anorexia- en genderdysforie-patiënten zijn zo evident, dat het opvallend is dat dit voortdurend over het hoofd wordt gezien door onderzoekers. Even opvallend zijn echter de zeer verschillende manieren waarop deze twee stoornissen worden behandeld, omdat de gemeenschappelijke hoofdoorzaak of het gemeenschappelijke symptoom over het hoofd wordt gezien. Anorexia wordt behandeld door middel van psychologische zorg, terwijl genderdysforie momenteel wordt behandeld door middel van bevestiging en medicalisering ter ondersteuning van het gestoorde denken. Deze uiteenlopende behandelingsprotocollen zijn verbijsterend. Artsen en psychologen die eetstoornissen behandelen bevestigen nooit het waarneembaar onjuiste idee, veroorzaakt door de verstoring in de juiste lichaamsperceptie, dat de patiënt overgewicht heeft, en het is bekend dat eetstoornissen kunnen worden opgelost door deze benadering te volgen, in combinatie met ondersteunende medische zorg. Bij genderdysforie daarentegen is de gedachtengang het eens te zijn met de waarneembaar onjuiste zelfperceptie van de patiënt en medische en psychologische behandelingen te ondernemen die de dysforie verder versterken.

Wanneer nu verkeerde geslachtshormonen worden toegediend aan deze personen met mentale dissociatie, worden neurale netwerken verder verstoord door deze chemische interventie. Zoals de studie van Clemens aantoont, vertoonden met hormonen behandelde mannen een verminderde connectiviteit tussen de linker frontoparietale cortex en de linker dorsolaterale prefrontale cortex. Met andere woorden, de hormooninterventies verminderden op onbedoelde wijze de communicatiewegen in de hersenen. Men zou kunnen zeggen dat dit het effect heeft van het verder verdiepen van de stoornis in de lichaamsbeleving, in plaats van te werken aan het oplossen ervan. Dit is geen wenselijk effect!

Bron: Transgender Medical Interventions: Impacts on the Brain

Zie ook: No such thing as the wrong puberty