Er zijn tegenwoordig steeds meer jongeren – zowel adolescenten als kinderen – die zeggen dat zij “het gevoel hebben” niet in overeenstemming te zijn met hun anatomisch geslacht. Is het “liefhebben” van een kind of een adolescent, is het nemen van onze verantwoordelijkheid als volwassenen tegenover hem of haar – van meet af aan en onvoorwaardelijk – hen het vermogen en het zelfbeschikkingsrecht toe te kennen?
Vandaag de dag zijn er steeds meer jongeren – zowel adolescenten als kinderen – die zeggen dat zij “het gevoel hebben” niet te passen bij hun anatomisch geslacht; als zodanig worden zij “genderdysfoor” of “transgender” genoemd; sommigen willen zich kleden en genoemd worden volgens hun gekozen geslacht, ook op school, en willen ook het recht hebben op een medische transitie, zoals hormonale therapie, en later chirurgie.
Het meest verbazingwekkende is dat een dergelijk verzoek letterlijk wordt genomen, alsof het vanzelfsprekend is dat dit van meet af aan positief moet worden beantwoord. Met andere woorden, het individuele “gevoel” moet gezaghebbend zijn. Er wordt geen rekening gehouden met de realiteit van het genetisch bepaalde lichaam, dat niettegenstaande uiterlijke wijzigingen zijn bepaaldheid behoudt. Ook wordt de gemeenschap, met name de andere kinderen en jongeren niet ontzien; en kan de eis van een trans-medeleerling een confrontatie veroorzaken, zoals bijvoorbeeld de verwarring van een 9-jarig meisje die niet zal begrijpen waarom zij in de douches van de gymzaal naast Julien staat, die naakt is en beweert een meisje te zijn.
De centrale vraag naar de legitimiteit van een dergelijk verzoek wordt zo stilzwijgend over het hoofd gezien: is het gerechtvaardigd en wenselijk om kinderen en adolescenten het recht te geven, uitsluitend op basis van hun “gevoelens“, van geslacht te veranderen?
Iedereen weet dat op dit punt in het leven, de adolescent, en zelfs het kind zich moet situeren in de relatie tot hun seksuele identiteit. Dit is het moment waarop de jongere, volwassenen moet ontmoeten opdat ze de noodzakelijke confrontatie aangaan, wat de eigenlijke voorwaarde is voor de opbouw van autonomie.
Is het “liefhebben” van een kind of een adolescent, is het nemen van onze verantwoordelijkheid als volwassenen tegenover hem of haar – van meet af aan en onvoorwaardelijk – hen het vermogen en het zelfbeschikkingsrecht toe te kennen? Is het niet veeleer het vrij spel geven aan de almacht en de weg openen om elke individuele aanspraak te moeten bekrachtigen?
Sommige mensen plaatsen de bewering van een kind dat het “transseksueel” is gelijk met “homoseksuele geaardheid“. Dit is echter niet hetzelfde. Er is een radicaal verschil tussen een aantrekkingskracht die men ervaart in de realiteit van het eigen lichaam en het willen veranderen van geslacht op basis van de eigen overtuiging.
Vandaag de dag zijn “conversietherapieën” – die erop gericht zijn opnieuw te normaliseren – legitiem verboden. In het geval van homoseksuele geaardheid levert dit verbod geen probleem op. Anderzijds mag in naam van dit verbod, het simpele feit om te luisteren naar de vragen van een jongere over zijn of haar seksuele identiteit en over de mogelijkheden en risico’s van een hormonale of zelfs chirurgische behandeling, niet worden veroordeeld.
Bovendien wordt, om dergelijke medische verzorging te rechtvaardigen, vaak een beroep gedaan op het lijden van het kind, omdat hun diepste overtuiging niet wordt erkend. Maar instrumentaliseren wij de jongere niet door tegen alle verwachtingen in te zwaaien met het schrikbeeld van een onderdrukte innerlijke overtuiging? Moeten we ons niet eerder afvragen hoe het komt dat zo’n overtuiging in zo’n korte tijd zo vaak voorkomt? Hebben wij niet het recht om aan te nemen dat we een zogenaamde modieuze overtuiging hebben gecreëerd, dat vooral het effect is van een besmettelijke suggestie bij sommige jongeren die beweren transgender te zijn? Wat is het aandeel van eigen autonomie en het aandeel van de invloed en de druk van de jongeren onderling in de vorming van deze innerlijke overtuiging? Wat is de rol van sociale netwerken? En die van militante verenigingen?
Hormoonbehandelingen moeten ontoegankelijk zijn voor adolescenten
De fundamentele vraag blijft: lijdt een kind onder het feit dat het niet krijgt wat het wil, of lijdt het onder het feit dat het niet bereid is te aanvaarden dat het niet alles krijgt wat het wil?
Dergelijke essentiële vragen worden helaas onmiddellijk de kop ingedrukt door degenen die erin meegaan, en die iedereen die dergelijke vragen stelt er onmiddellijk van beschuldigen transfoob te zijn, zo niet erger.
Een andere opmerking: hoe is het mogelijk dat in België, dat als één van de meest democratische landen ter wereld wordt beschouwd, de meerderheid van de burgers geen inspraak heeft gekregen in deze kwestie? Tegelijkertijd moeten er vragen worden gesteld die op zijn minst relevant zijn, ook al zijn ze gênant. Zijn wij ons bijvoorbeeld bewust van de gevolgen die een transitie kan hebben voor het lichaam van degenen die dit willen: de onomkeerbaarheid van bepaalde hormonale, of zelfs chirurgische ingrepen (een vraag die niet moet worden gesteld als alles omkeerbaar zou zijn, maar dit is niet zo); de onderwerping van het lichaam aan een permanente hormonale afhankelijkheid, met alle schadelijke gevolgen van dien; de moeilijkheden bij sportwedstrijden: waar hoort de persoon thuis die zich tot het andere geslacht heeft verklaard?
Kortom, hoe kunnen we nog een samenleving vormen als ieders persoonlijke overtuiging moet prevaleren? In naam van wat moet de identiteitskaart plaats maken voor een identiteit à la carte? En hoe ver kan dit proces gaan? Als morgen een tiener van ouders wil veranderen omdat hij zich schaamt voor zijn ouders, zullen wij hem dan toestaan dit te doen in naam van zijn lijden?
Ook is het van belang dat de politieke autoriteiten niet toegeven aan de eisen van de lobby’s op dit gebied. Laten we echter niet vergeten dat het erkennen van de relevantie van de individuele vrijheid van elk individu niet kan worden gedacht zonder het onderhouden van een gemeenschapsband, in tegenstelling tot wat de neoliberale ideologie voorstaat, dat er enkel individuen zijn, gedefinieerd door hun rechten en belangen.
Maar het is de intimidatie die wordt ervaren door degenen die nog de relevante vragen durven te stellen. De formattering van deze “politieke correctheid” kan dus elke vraag verhinderen naar de onjuiste premissen waarop deze ideologie is gebaseerd.
De ondertekenaars van deze paar regels willen gewoon dat deze essentiële vragen rationeel worden besproken, d.w.z. dat de ideologische en antropologische vooroordelen die aan de verschillende standpunten ten grondslag liggen, ter discussie worden gesteld. Voorts zijn zij van mening dat hormonale en chirurgische behandelingen voor geslachtsverandering ontoegankelijk moeten blijven voor kinderen en adolescenten.
De volledige lijst van ondertekenaars
Deze tekst is ondertekend door Dr. Dechêne Sophie, kinderpsychiater; Dr. Einaudi Nicole, kinderpsychiater; Prof. Eraly Alain, emeritus hoogleraar sociologie, ULB; Prof. Hayez Jean-Yves, emeritus hoogleraar kinderpsychiatrie, UCLouvain; Mevr. Jongen Catherine, seksuologe, relatie- en jeugdtherapeute; Dr. Koener Beryl, kinderpsychiater; Dr. Lebrun Jean-Pierre, psychiater en psychoanalyticus, voorzitter van de Ligue Wallonne pour la santé mentale; Pr. Marchal Pierre, psychoanalyticus en emeritus hoogleraar filosofie, UCLouvain; Pr. Renchon Jean-Louis, emeritus hoogleraar familierecht, UCLouvain en Université Saint Louis – Brussel; Mr Turine Francis, voormalig directeur van een psychiatrisch ziekenhuis voor kinderen.
Deze tekst werd ook medeondertekend door meer dan 200 Belgische ondertekenaars, waaronder een aantal leden van “La Petite Sirène“, een in Parijs gevestigd observatorium voor ideologische discours over kinderen en adolescenten. Info: www.observatoirepetitesirene.org en lapetitesirenedebelgique@hotmail.com
Original: La Libre – Est-il justifié et souhaitable de conférer à des enfants et à des adolescents le droit, à partir de leur seul “ressenti”, de changer de genre?