De Standaard

Gepubliceerd op 19 april 2023
door Griet Vandermassen
Origineel: De StandaardHoe trans zijn trans tieners echt?

‘We weten niet waarom.’ Endocrinologe Martine Cools van het UZ Genderteam legde de vinger op de zere plek in de Pano-reportage ‘Trans tieners’. Die belicht de explosieve stijging, sinds een vijftiental jaar, van het aantal tieners dat zich in westerse genderklinieken aanmeldt met genderdysforie – een sterk onbehagen met je biologische geslacht. Zo klopten in 2022 42 keer meer minderjarigen aan bij het UZ Gent dan in 2007. Nog opvallender dan hun pijlsnelle toename is hun profiel. Voorheen ging het vooral om biologische jongens. Zij worstelden al met genderdysforie als kind. Nu dienen zich vooral biologische meisjes aan, die de dysforie pas na de start van hun puberteit ervaren.

De trans identificatie ontstond vaak binnen een vriendengroep waar anderen zich als trans hadden geuit.

Genderklinieken wereldwijd noteren hetzelfde patroon. Ze rapporteren ook dat veel van die meisjes met mentale problemen kampen, zoals angst en depressie, en dat autisme vaak voorkomt. Het UZ Gent houdt daarover vreemd genoeg geen cijfers bij. Toch is het klinisch relevant, want het opent de mogelijkheid dat die problemen aan de basis liggen van de genderdysforie, en niet trans zijn. Internationale topexperts zoals Ken Zucker en Riittakerttu Kaltiala roepen op tot uiterste voorzichtigheid bij de behandeling van die nieuwe populatie, omdat we er zo weinig over weten. We snappen bijvoorbeeld het verband met autisme niet. Misschien is gender een van de typische obsessies bij autisme, oppert Kaltiala. Of misschien verwarren autistische personen gendernon-conforme gevoelens met ‘het andere geslacht zijn’, door hun rigide denken.

Dat is een veelgehoorde hypothese, maar je leest ze niet op de website van het Transgender Infopunt. Het frequente samengaan van genderdysforie en autisme wordt daar louter positief verklaard: mensen met autisme zouden juist veel vrijer omgaan met gendernormen. Als er al een probleem is, zijn het die normen, niet het autisme.

Als de populatie die hulp zoekt voor een aandoening zo drastisch verandert, is het de taak van clinici en onderzoekers om vragen te stellen.

Het Transgender Infopunt zwijgt ook in alle talen over het eerste systematische onderzoek, in 2018, naar mogelijke socioculturele oorzaken van die exponentiële stijging in het aantal tieners dat zich plots trans noemt. De Amerikaanse arts-wetenschapper Lisa Littman bevroeg 265 ouders van zulke kinderen, in overgrote meerderheid meisjes, en ontdekte dat er soms sprake lijkt van sociale besmetting. De trans identificatie ontstond vaak binnen een vriendengroep waar anderen zich als trans hadden geuit. Ouders meldden daarnaast intens gebruik van sociale media door hun kind voor het zich als trans uitte. De woorden die het daarbij gebruikte, waren soms letterlijk van het web geplukt.

Meer dan een kwart van de kinderen kwam vooraf naar buiten als gay. Meer dan de helft had minstens één vastgesteld mentaal probleem, zoals een posttraumatische stressstoornis. Zij leden, hun ouders leden. Dat vraagt om verder onderzoek, schrijft Littman. Als de populatie die hulp zoekt voor een aandoening zo drastisch verandert, is het de taak van clinici en onderzoekers om vragen te stellen.

Niet iedereen wil dat. De studie lokte zware controverse uit. Het was nepwetenschap, transfobie, radicaal-rechtse haatpraat. Ouders bevragen in onderzoek naar kinderen heeft inderdaad beperkingen, maar de methode is standaard in de psychologie. De meeste ouders waren bovendien progressief en voorstander van gelijke rechten voor trans personen. Alleen kenden ze hun kind goed genoeg om te vermoeden dat hier iets anders aan de hand was.

Littmans onderzoek doorstond een geëiste peerreview achteraf – ongezien in de academische wereld – glansrijk. Een vorige maand verschenen studie bij 1.655 ouders, door Suzanna Diaz en Michael Bailey, ondersteunt haar bevindingen. De overgrote meerderheid van bezorgde ouders van ‘trans’ tieners zijn progressief. Veel van die kinderen hadden al emotionele problemen, vaak met formele diagnose, gemiddeld vier jaar voor de genderdysforie zich aandiende. Ze zijn bovenmatig intelligent, en hun mentale gezondheid gaat er na hun coming-out vaak op achteruit. In een podcast over de studie bevestigt Bailey de grotere vatbaarheid voor sociale besmetting bij meisjes. De epidemie in de jaren 90 van (valse) ‘hervonden herinneringen’ aan seksueel misbruik als kind betrof vooral meisjes. Hij ziet, net als Littman, een parallel met eetstoornissen, zelfverminking en andere fenomenen die zich via groepsdruk vooral bij meisjes verspreiden.

Natuurlijk moeten we ook ouders bevragen die transitie bij hun kind aanmoedigen, zegt Bailey. Want alle betrokkenen in deze controverse hebben hetzelfde doel: het geluk van genderdysfore jongeren. Maar het frappeert hem hoe creatief meisjes zijn in het construeren van een fictieve versie van hun kindertijd. Daarbij waren ze al jongensachtig als kleuter, blijkbaar zonder dat hun ouders dat merkten. Dat is bijzonder weinig plausibel. Als ouder zie je hoe je kind speelt.

Bailey plant nu een langetermijnstudie van jongeren met genderdysforie. Hij weet dat hem demonisering wacht. Onderzoekers moeten proberen uit te zoeken wat waar is, onderstreept hij. Zo hoort het.

Share This